reflectie op de dialoog van 31 mei
Is 'zijn' te beschrijven? Onmogelijk. Er staat niets buiten het 'zijn' om het 'zijn' te beschrijven. Waar verwijzen dan alle teksten naar? Geen flauw idee.
Is 'zijn' te beschrijven? Onmogelijk. Er staat niets buiten het 'zijn' om het 'zijn' te beschrijven. Waar verwijzen dan alle teksten naar? Geen flauw idee.
Alles
is hetzelfde 'zijn'. Met alles is niets uitgesloten. Het is voorbij
duaal en non-duaal. Het omvat alles en zichzelf. Iedere scheiding is
uitgesloten, onmogelijk te vinden.
Er
is een gevoel van scheiding. Er is een gevoel van afscheiding, van ik
en jij, van een onoverbrugbare afstand. De één die nooit de ander
bereikt. Om deze afscheiding teniet te doen wordt er gecommuniceerd.
Er worden afspraken gemaakt, en verwachtingen in het leven geroepen.
Er worden verwachtingen ingelost en er worden teleurstellingen
verwerkt.
Er
is ons vanaf het begin verteld dat er een wereld is. Een
buitenwereld. De buitenwereld functioneert door de afspraken die
collectief zijn gemaakt en door enkelen die ze hebben gedicteerd. We
nemen aan als vanzelfsprekend dat dat klopt en we leven er naar of we
schoppen er tegen aan.
Maar
stel nou, dat er geen buitenwereld is. Stel dat jij de enige bent.
Vanuit het ik gevoel is dat een verschrikkelijk idee. Het stelt de
ultieme eenzaamheid voor. Alles wat je ziet, hoort en voelt inclusief
het zien van zogenaamde anderen, het kijken naar tv beelden, blijken
geen onafhankelijk bestaan te hebben buiten jezelf. Het zien is
jezelf en wat gezien wordt is het zien zelf, wat je zelf bent. Stel
dat dat zo is?
Dan
staat de wereld niet op z'n kop, dan sta jij op de kop, dan is alles
365 graden gedraaid, van buiten naar binnen, of eigenlijk van nergens
naar nergens. Het is het verdampen van een levenslang in
standgehouden idee, dat jij op jezelf staat en het is het einde van jouw leven, want er is dan
geen suggestie meer van een jouw en mijn. Jouw leven kan alleen
bestaan omdat er anderen zijn die het hebben bevestigd, want het ik
en mijn zijn begrippen die heel vroeg in de harde schijf van onze
hersenen zijn geprogrammeerd.
Stel
dat het zo is, wat ik allemaal heb beschreven?
Durf
je eenzaam te zijn, want dat is wat het oproept, die gedachte dat jij
alleen bent?
Waarom
ik dit schrijf? Het is de diepe diepe eenzaamheid dat je leidt naar
eenheid, stilte en 'zijn'. Het is de volledige kwetsbaarheid in je
alleen zijn en in het grote onbegrijpen verkeren, wat mogelijk de
ingrond van 'zijn' blootlegt.
Stel
dat er iets in je opborrelt dat verlangt naar dat ene 'zijn', dan is
dat al een gebeuren waar je je alleenheid in ervaart. En niemand kan
je vertellen hoe je er kan komen en niemand kan iets van 'zijn' aan
je overdragen. Het is je eigen volkomen enige pad, want dat iets wat
in je opborrelt, wat knaagt is net zo onbeschrijfelijk en
overdrachtelijk als dat waarvan je denkt dat je het misschien
vinden zult.
Hoe
ik dit weet? Dit kan ik onmogelijk weten. Het suggereert dat er een
ik is die weet. Die 'ik' is op zichzelf niet te weten. Hoe kan niet
weten iets te weten komen? Over 'zijn' kan ik niets zeggen. Dan zou
ik mezelf moeten kennen, maar dat wat het kennen eventueel mogelijk
maakt is dat wat onbenoembaar is en soms stilte, zijn, God, of wat
dan ook genoemd wordt.
Het
is de vraag of dat wat gekend wordt werkelijk gekend wordt. Is dan
die wereld die ik zie werkelijk een wereld? Is de afspraak die
gemaakt is, dat we mensen zijn en individuen en planten en dieren,
stenen en water wel echt?
Niet
dat ik het weet. Voor mij is er geen echt of onecht, geen duaal of
non-duaal. Het kan me geen moer schelen of er God, 'zijn' of stilte
is.
Ik
kan nergens omheen, omdat er niets is waar ik omheen kan. Er is geen
enkele scheiding te trekken, te vinden. En de zoeker is identiek aan
wat er gevonden wordt. Tussen mond, hap en brood geen verschil.
Het
lukt me niet iets van iets anders te onderscheiden of los te maken,
laat staan dat ik kan verwijzen naar iets en het weet.
Je
zult het zelf moeten uitzoeken, als tenminste die behoefte in je
opborrelt. En alles wat enigszins erop begint te lijken is niet meer
dan het oude, de gewoonte die je al kende, of gewoon bent. Zolang dat
wat je uitzoekt ergens op lijkt is er nog vergelijking en verschil.
Misschien
is er in het vinden alleen verschil te vinden. Niet dat, niet dit.
En
wat maakt dan het zoeken en vinden tot een einde?
Geen
flauw idee.
Ineens
is het er niet, maar dat kan niet, want dan is er nog steeds een
verschil tussen wel en niet.
De
golven worden veroorzaakt door de wind, maar de golven kunnen er
niets aan doen, dat de wind stil valt en de golven verdwijnen in de
stilte van een zee.
De bloesem weet niet hoe de appel smaakt. De Appel is zich van geen bloesem bewust. Als de bloesem bloeit is er geen appel. Als de appel er is, is er geen bloesem. Als de appel valt van de boom zijn er geen bloesem en appel, maar in alles, de boom, de bloesem en de appel is de potentie van de boom, de bloesem en de appel al aanwezig. Ze lijken verschillend, maar zijn hetzelfde.
Hoe
ik dit weet? Nou laat ik het zeggen, dat ik het niet weet en begrijp.
Dat
het zo is, is me net zo helder dan dat het niet is en omdat het geen
verschil maakt, maakt het niets uit.
Appelmoes!!!