Reflectie
op de zijn-avond van 3 mei.
Om de
illusie van het ik te doorzien is het van belang eerst het begrip 'ik' te begrijpen. Wat is het en wat wordt er mee bedoeld?
Wanneer
we het trachten te lokaliseren wijzen we direct naar het lichaam. Het
lichaam lijkt het centrum van ons ik-gevoel. Daarna wijzen we naar
ons hoofd, bedoeld de gedachten aan te wijzen. De denkbeelden
suggereren een onafhankelijke denker. Deze onafhankelijke denker
labelt gevoelens die als sensaties in het lichaam opkomen en
verdwijnen. Door het labelen worden er oordelen aan opgehangen en zo
ontstaat er weerstand en sublimiteit.
Deze
situatie schept een zichzelf isolerende kramp, die gevoed wordt door
uit zichzelf ontstane weerstanden en sublimiteiten. Van daaruit wordt
er via de zintuigen een buitenwereld waargenomen vol met andere
geïsoleerde krampen die elkaar niet meer kunnen benaderen door alle
interne weerstanden en sublimiteiten.
Vanaf
nu is taal noodzakelijk om als afgescheiden krampen toenadering te
zoeken om als ikken te overleven. En taal is vaak ontoereikend,
waardoor conflicten onvermijdelijk zijn.
Ondanks
dat het 'ik' geen werkelijke substantie heeft en nauwelijks te
definiëren valt blijft het geloof erin hardnekkig.
Deze
avond, onder de gewelven van café Centraal ging over het hardnekkige
geloof in 'ik'. Zittend in comfortabele fauteuiltjes met een glas
wijn of mineraalwater. De informele sfeer riep op tot een eerlijk
kijken naar dát wat we 'ik' noemen.
Een
prachtige conclusie is, dat wanneer we over onszelf spreken we toch
klaarblijkelijk de kenner zijn van dat wat we onszelf noemen; het ik.
Deze
conclusie bevestigd dat 'zijn' of het 'zien zelf' de werkelijkheid is
waarin het ik-gevoel wordt waargenomen.
Dit
direct bevrijddende inzicht lost alle noodzaak op om het ik te
bevestigen of te ontkennen. De ik-kramp waaraan geleden word is een
directe reflectie van het 'zien' zelf en daarmee een open deur naar
je ware natuur: grenzeloos zijn.
Dit
grenzeloos gewaar zijn werd ook nog even onderzocht, de één met de
ogen dicht, weer een ander om zich heen kijkend. Waar eindigt de ik
kramp?
Nu
nauwelijks vast te stellen. Het lijkt gewoon over te gaan in de
omgeving en zelfs tussen zien en dat wat waargenomen wordt is geen
grens vast te stellen.
Er
hoeft niets gedaan te worden en geen lange weg bewandelt te worden om
vast te stellen dat er geen grenzen zijn en dat afgescheidenheid
louter een foutief idee is, dat direct gecorrigeerd wordt door de
herkenning dat het zien zelf bewustzijn is en de ingrond is van alles
wat zich als tijdelijke manifestaties in hetzelfde bewustzijn
verschijnt. Daar we het tijdelijke voor eeuwig aanzien worden we
continu gedesillusioneerd. Dit schept weer de onrust om te zoeken
naar werkelijke eeuwigheid. Het kan toch niet zo zijn dat na de dood
van ons lichaam alles voorbij zou zijn? Zo wordt ons lichaam ook een
huis voor de ziel genoemd. De ziel is het 'ik' waarvan we hopen dat
het verder reist naar hemelen of zielerijken tot zelfs een opnieuw
incarneren op deze planeet en het liefst als mens natuurlijk.
Maar
als 'zijn' het huis is waarin het lichaam en identiteitsgevoel wordt
waargenomen, waar moet dan dat 'ik' naartoe? Een 'ik' dat bestaat uit
lichamelijke sensaties en gedachten.
Bij
het sterven van het lichaam is ook de bron van de 'ik' sensatie
verdwenen. Wat onveranderlijk blijft is het zijn. Universeel,
onpersoonlijk én ongekend, omdat het instrument als vorm en
generator (het lichaam) verdwenen is. En met het verdwijnen van het
lichaam verdwijnt de hele wereld, kortom in wat jij bent, het zijn
zelf verschijnt dát waarvan je veronderstelt dat jij het bent en de
hele wereld. En het is pas de wereld op het moment dat je er via
ideeën er betekenis aangeeft. Om de betekenis te handhaven en het
'ik' te doen voort te laten bestaan hebben we een geheugen nodig en
daardoor is alles wat we ervaren een voortstuwend geheugen.
Om
toekomstige ervaringen die vanuit het geheugen geconditioneerd zullen zijn prettiger te maken en beter te doen laten functioneren hebben we
therapie bedacht. We sleutelen aan 'ik', proberen het 'mij' te
doorgronden en te verbeteren. We werken in de marge. We klotsen met
de golven, terwijl de zee onveranderlijk rustig blijft waar het is.
De
eenvoud van direct zien lost de vernauwing van de ik-sensatie op.
Opnieuw verwijs ik hier naar. Herken als golf dat je de zee bent en
vrijheid, eeuwigheid en onveranderlijkheid valt je toe, omdat je dat
bent: vrij, tijdloos, onveranderlijk 'zijn'
Daarmee is de zoektocht naar bevrijding, verlichting en vervulling ten einde. En kan het leven gewoon geleefd worden zoals het zich aandient in bewust 'zijn'.