4 mei 2013

Zijn: vrij, tijdloos en onveranderlijk.


Reflectie op de zijn-avond van 3 mei.

Om de illusie van het ik te doorzien is het van belang eerst het begrip 'ik' te begrijpen. Wat is het en wat wordt er mee bedoeld?

Wanneer we het trachten te lokaliseren wijzen we direct naar het lichaam. Het lichaam lijkt het centrum van ons ik-gevoel. Daarna wijzen we naar ons hoofd, bedoeld de gedachten aan te wijzen. De denkbeelden suggereren een onafhankelijke denker. Deze onafhankelijke denker labelt gevoelens die als sensaties in het lichaam opkomen en verdwijnen. Door het labelen worden er oordelen aan opgehangen en zo ontstaat er weerstand en sublimiteit.

Deze situatie schept een zichzelf isolerende kramp, die gevoed wordt door uit zichzelf ontstane weerstanden en sublimiteiten. Van daaruit wordt er via de zintuigen een buitenwereld waargenomen vol met andere geïsoleerde krampen die elkaar niet meer kunnen benaderen door alle interne weerstanden en sublimiteiten.

Vanaf nu is taal noodzakelijk om als afgescheiden krampen toenadering te zoeken om als ikken te overleven. En taal is vaak ontoereikend, waardoor conflicten onvermijdelijk zijn.

Ondanks dat het 'ik' geen werkelijke substantie heeft en nauwelijks te definiëren valt blijft het geloof erin hardnekkig.

Deze avond, onder de gewelven van café Centraal ging over het hardnekkige geloof in 'ik'. Zittend in comfortabele fauteuiltjes met een glas wijn of mineraalwater. De informele sfeer riep op tot een eerlijk kijken naar dát wat we 'ik' noemen.

Een prachtige conclusie is, dat wanneer we over onszelf spreken we toch klaarblijkelijk de kenner zijn van dat wat we onszelf noemen; het ik.
Deze conclusie bevestigd dat 'zijn' of het 'zien zelf' de werkelijkheid is waarin het ik-gevoel wordt waargenomen.

Dit direct bevrijddende inzicht lost alle noodzaak op om het ik te bevestigen of te ontkennen. De ik-kramp waaraan geleden word is een directe reflectie van het 'zien' zelf en daarmee een open deur naar je ware natuur: grenzeloos zijn.

Dit grenzeloos gewaar zijn werd ook nog even onderzocht, de één met de ogen dicht, weer een ander om zich heen kijkend. Waar eindigt de ik kramp?
Nu nauwelijks vast te stellen. Het lijkt gewoon over te gaan in de omgeving en zelfs tussen zien en dat wat waargenomen wordt is geen grens vast te stellen.

Er hoeft niets gedaan te worden en geen lange weg bewandelt te worden om vast te stellen dat er geen grenzen zijn en dat afgescheidenheid louter een foutief idee is, dat direct gecorrigeerd wordt door de herkenning dat het zien zelf bewustzijn is en de ingrond is van alles wat zich als tijdelijke manifestaties in hetzelfde bewustzijn verschijnt. Daar we het tijdelijke voor eeuwig aanzien worden we continu gedesillusioneerd. Dit schept weer de onrust om te zoeken naar werkelijke eeuwigheid. Het kan toch niet zo zijn dat na de dood van ons lichaam alles voorbij zou zijn? Zo wordt ons lichaam ook een huis voor de ziel genoemd. De ziel is het 'ik' waarvan we hopen dat het verder reist naar hemelen of zielerijken tot zelfs een opnieuw incarneren op deze planeet en het liefst als mens natuurlijk.

Maar als 'zijn' het huis is waarin het lichaam en identiteitsgevoel wordt waargenomen, waar moet dan dat 'ik' naartoe? Een 'ik' dat bestaat uit lichamelijke sensaties en gedachten.

Bij het sterven van het lichaam is ook de bron van de 'ik' sensatie verdwenen. Wat onveranderlijk blijft is het zijn. Universeel, onpersoonlijk én ongekend, omdat het instrument als vorm en generator (het lichaam) verdwenen is. En met het verdwijnen van het lichaam verdwijnt de hele wereld, kortom in wat jij bent, het zijn zelf verschijnt dát waarvan je veronderstelt dat jij het bent en de hele wereld. En het is pas de wereld op het moment dat je er via ideeën er betekenis aangeeft. Om de betekenis te handhaven en het 'ik' te doen voort te laten bestaan hebben we een geheugen nodig en daardoor is alles wat we ervaren een voortstuwend geheugen.

Om toekomstige ervaringen die vanuit het geheugen geconditioneerd zullen zijn prettiger te maken en beter te doen laten functioneren hebben we therapie bedacht. We sleutelen aan 'ik', proberen het 'mij' te doorgronden en te verbeteren. We werken in de marge. We klotsen met de golven, terwijl de zee onveranderlijk rustig blijft waar het is.

De eenvoud van direct zien lost de vernauwing van de ik-sensatie op. Opnieuw verwijs ik hier naar. Herken als golf dat je de zee bent en vrijheid, eeuwigheid en onveranderlijkheid valt je toe, omdat je dat bent: vrij, tijdloos, onveranderlijk 'zijn'

Daarmee is de zoektocht naar bevrijding, verlichting en vervulling ten einde. En kan het leven gewoon geleefd worden zoals het zich aandient in bewust 'zijn'.