Er is
een verstilde beweging iets uit te drukken in woorden wat niet in
woorden uitgedrukt kan worden. En tegelijkertijd zijn de woorden er
uitdrukking van. Het is een volle uitdrukking van alles, dat inhoud
aan zichzelf geeft. Het behoeft geen onderbouwing. Het is zo vol en
oneindig van zichzelf dat er onmogelijk ook maar enig verantwoording
valt af te leggen over het waarom?
Daarin
rust de zekerheid waarin de geest van de mens tot stilte komt. Niet
een beëindiging van gedachten, zeker niet, maar elke gedachte en elke
beweging die het lichaam maakt is er één doordrongen van stilte.
Doordrongen van niets. Doordrongen van een open niet wetende sfeer.
Terwijl
de geest als uitdrukking naarstig probeert dit te begrijpen en te
plaatsen in de tijd en ruimte waarin de geest zijn bestaan lijkt te
hebben, gaat de doordrongenheid van de open niet wetende sfeer
onvoorwaardelijk zonder enige beperking door en verbrandt telkens
weer iedere beschrijving, iedere verwijzing en elke
tegenstrijdigheid.
Elke
verwijzing in welke vorm dan ook is er één van liefde, want het is
de beschikbaarheid, de scheppende kracht die naar zichzelf verwijst.
Het ene binnen het ene. En natuurlijk is het voor de ratio misschien
een onmogelijke opgaaf, een vage beschouwing als deze, zonder enige
onderbouwing te volgen. Dat besef ik. Ik kan als 'ik' alleen maar
nederig zijn en erkennen dat ik niets weet, maar er is niets meer te
overtroeven of te verdedigen. Het ik waarmee ik verwijs naar dit
lichaam en de geest, die deze uitdrukking tot stand kan laten komen
rust zacht in zijn vorm, doordrongen en omringt door een sfeer van
een open niet wetendheid. Deze open niet wetendheid is als sfeer zo
helder en onbegrensd dat het iedere beperking die daarin oplicht
opneemt in zichzelf. Elke grens die gezien wordt verdwijnt in het
zien ervan zelf.
Hoe
woelig het leven in momenten ook is. Elk moment lost direct op in het
momentloze. Het pijnlijk soms ook de vorm kan zijn, elke pijn lost
direct op in het vormloze. Het genot dat het leven in de vorm geeft
verdwijnt elk moment weer opnieuw in een peilloze leegte. En wat
blijft er over? Een soort echo van herinnering, die in de beleving
van tijd geen houvast kan hebben. Het laat los als vanzelf. Het
loslaten is een gebeuren en hoeft niet gedaan of beoefend te worden.
Er is in dit moment, in 'zijn' niets vasthoudends. Dat hoeft ook
niet. Alles wat is, is zolang het nodig is, dat wat het is. Er zit
een diep inzicht in dat wat is. Niet een inzicht dat met de ratio is
te bevatten. Het inzicht laat zich herkennen in de tegengestelde.
Beide kanten van de munt zijn even groot en de munt is een
ongescheidden geheel.
Er is
geen disharmonie in de harmonie als er inzicht is dat de harmonie een
eenheid is van tegengestelden. Welke kant de aandacht vraagt, de
andere kant deint evenveel mee. Zo zijn de schalen van de weegschaal
altijd in één lijn met elkaar.
Zijn
is zo'n onvoorwaardelijke gift aan zichzelf. Het geeft presentie aan
zijn niet-presentie. Het laat in alles zien wat het niet is en
tegelijkertijd is het alles wat het zich laat zien. Het is een
genade, een wonderlijk verdrinken in zichzelf waarbij het lichaam en
de geest als ik, een mens, verwonderd deze toestand leeft. Het voelt
zo natuurlijk, zo vanzelfsprekend, dat het denken er een conclusie
aan verbindt; de natuurlijke staat van Zijn.
Wat
die staat dan is is natuurlijk onmogelijk te weten. Het is alleen
maar te beschrijven met wat gebeurd, wat de ratio in woorden
uitdrukken kan, en waarom?
Omdat
de ratio gewend was verhalen te vertellen, over van alles en nog wat.
De jeugd, de hobby's en vooral over anderen, wat die doen of niet
doen. En over goed en kwaad, of handig en onhandig en ideeën over
hoe alles anders moet.
Nu de
ratio ondergedompeld is in een oneindige sfeer van niet-wetendheid,
kan het eigenlijk alleen nog maar daar over verhalen. Waar het hart
van vol is...
Dat
wat de ratio grenzeloos overstijgd en overspoeld maakt de ratio
dienstbaar aan dat.
Met
dankbaarheid gadeslaan wat het aangeleerde in een soort repeterende
melodie een onbeschrijvelijk schouwspel van licht en beweging
beschrijft. Dat er zo'n particulier 'dit' zichzelf éénmalig
voortbrengt en tegelijkertijd gezien wordt dat het éne zijn zich in
miljarden zijnen uitdrukt, zonder ook maar iets af te doen van het
éne zelf. Grenzeloze grenzen, onbeperkte beperkingen, en
onbereikbare bereikbaarheid.
Je
bent er.
Je
zult er nooit zijn.
Je
kunt er niet van weg.
Als je
het zoekt zal je het vinden.
Als je
niet zoekt ben je niets kwijt geraakt.
Als je
stopt met zoeken begint daar je nieuwe zoektocht.
Als je
doorgaat met zoeken, zoek dan met grootse hartstocht!