16 mei 2013

In de bloei van Zijn



Er is een verstilde beweging iets uit te drukken in woorden wat niet in woorden uitgedrukt kan worden. En tegelijkertijd zijn de woorden er uitdrukking van. Het is een volle uitdrukking van alles, dat inhoud aan zichzelf geeft. Het behoeft geen onderbouwing. Het is zo vol en oneindig van zichzelf dat er onmogelijk ook maar enig verantwoording valt af te leggen over het waarom?
Daarin rust de zekerheid waarin de geest van de mens tot stilte komt. Niet een beëindiging van gedachten, zeker niet, maar elke gedachte en elke beweging die het lichaam maakt is er één doordrongen van stilte. Doordrongen van niets. Doordrongen van een open niet wetende sfeer.

Terwijl de geest als uitdrukking naarstig probeert dit te begrijpen en te plaatsen in de tijd en ruimte waarin de geest zijn bestaan lijkt te hebben, gaat de doordrongenheid van de open niet wetende sfeer onvoorwaardelijk zonder enige beperking door en verbrandt telkens weer iedere beschrijving, iedere verwijzing en elke tegenstrijdigheid.

Elke verwijzing in welke vorm dan ook is er één van liefde, want het is de beschikbaarheid, de scheppende kracht die naar zichzelf verwijst. Het ene binnen het ene. En natuurlijk is het voor de ratio misschien een onmogelijke opgaaf, een vage beschouwing als deze, zonder enige onderbouwing te volgen. Dat besef ik. Ik kan als 'ik' alleen maar nederig zijn en erkennen dat ik niets weet, maar er is niets meer te overtroeven of te verdedigen. Het ik waarmee ik verwijs naar dit lichaam en de geest, die deze uitdrukking tot stand kan laten komen rust zacht in zijn vorm, doordrongen en omringt door een sfeer van een open niet wetendheid. Deze open niet wetendheid is als sfeer zo helder en onbegrensd dat het iedere beperking die daarin oplicht opneemt in zichzelf. Elke grens die gezien wordt verdwijnt in het zien ervan zelf.

Hoe woelig het leven in momenten ook is. Elk moment lost direct op in het momentloze. Het pijnlijk soms ook de vorm kan zijn, elke pijn lost direct op in het vormloze. Het genot dat het leven in de vorm geeft verdwijnt elk moment weer opnieuw in een peilloze leegte. En wat blijft er over? Een soort echo van herinnering, die in de beleving van tijd geen houvast kan hebben. Het laat los als vanzelf. Het loslaten is een gebeuren en hoeft niet gedaan of beoefend te worden. Er is in dit moment, in 'zijn' niets vasthoudends. Dat hoeft ook niet. Alles wat is, is zolang het nodig is, dat wat het is. Er zit een diep inzicht in dat wat is. Niet een inzicht dat met de ratio is te bevatten. Het inzicht laat zich herkennen in de tegengestelde. Beide kanten van de munt zijn even groot en de munt is een ongescheidden geheel.

Er is geen disharmonie in de harmonie als er inzicht is dat de harmonie een eenheid is van tegengestelden. Welke kant de aandacht vraagt, de andere kant deint evenveel mee. Zo zijn de schalen van de weegschaal altijd in één lijn met elkaar.

Zijn is zo'n onvoorwaardelijke gift aan zichzelf. Het geeft presentie aan zijn niet-presentie. Het laat in alles zien wat het niet is en tegelijkertijd is het alles wat het zich laat zien. Het is een genade, een wonderlijk verdrinken in zichzelf waarbij het lichaam en de geest als ik, een mens, verwonderd deze toestand leeft. Het voelt zo natuurlijk, zo vanzelfsprekend, dat het denken er een conclusie aan verbindt; de natuurlijke staat van Zijn.
Wat die staat dan is is natuurlijk onmogelijk te weten. Het is alleen maar te beschrijven met wat gebeurd, wat de ratio in woorden uitdrukken kan, en waarom?

Omdat de ratio gewend was verhalen te vertellen, over van alles en nog wat. De jeugd, de hobby's en vooral over anderen, wat die doen of niet doen. En over goed en kwaad, of handig en onhandig en ideeën over hoe alles anders moet.

Nu de ratio ondergedompeld is in een oneindige sfeer van niet-wetendheid, kan het eigenlijk alleen nog maar daar over verhalen. Waar het hart van vol is...

Dat wat de ratio grenzeloos overstijgd en overspoeld maakt de ratio dienstbaar aan dat.

Met dankbaarheid gadeslaan wat het aangeleerde in een soort repeterende melodie een onbeschrijvelijk schouwspel van licht en beweging beschrijft. Dat er zo'n particulier 'dit' zichzelf éénmalig voortbrengt en tegelijkertijd gezien wordt dat het éne zijn zich in miljarden zijnen uitdrukt, zonder ook maar iets af te doen van het éne zelf. Grenzeloze grenzen, onbeperkte beperkingen, en onbereikbare bereikbaarheid.

Je bent er.
Je zult er nooit zijn.
Je kunt er niet van weg.

Als je het zoekt zal je het vinden.
Als je niet zoekt ben je niets kwijt geraakt.
Als je stopt met zoeken begint daar je nieuwe zoektocht.
Als je doorgaat met zoeken, zoek dan met grootse hartstocht!