21 mei 2013

Om te zijn, hoeven we niets te doen


Om te zijn, hoeven we niets te doen. Het is het enige constante onveranderlijke wat zich voordoet. Al het andere wat zich voordoet is veranderlijk, sterfelijk en dus betrekkelijk.

Je kunt onmogelijk niet zijn. Er hoeft dus niet naar gezocht te worden. Waarom we 'zijn' als woord gebruiken? Elk iets wat zich voordoet heeft 'zijn' in zich. De isheid is in alles. Zijn is de onveranderlijkheid in elke verandering. Het leven is continu in beweging en 'zijn' is de onaanwijsbare ingrond van het leven. Alles wat leeft is intiem verbonden of één met 'zijn'

Dat ik die isheid in alles 'zijn' noem is een kwestie van woordkeuze. Ieder temperament vindt zijn eigen woordkeuze. En geen woordkeuze is authentiek. Het is één en al overdracht. Elke zin over dit onderwerp is al reeds zwervende in de gedachtestroom van de mensen.

Voorbij de gedachte 'zijn' is geen gedachte. Waar geen gedachten is is ook geen weten. Het weten gaat alleen over voorbijgaande dingen. Het weten zelf is van voorbijgaande aard. En elk weten wordt bestreden, onderzocht, tegengesproken, overgenomen en vermeden. Er is in zekere zin geen echt weten, zolang het mysterie mysterie is.

Jnanayoga laat het weten net zo lang rondtollen tot het zichzelf in een failliete boel laat ontploffen. De Jnani onderzoekt net zo lang tot hij of zij de zoektocht en zelfs het jnani zijn als illusie doorziet en de grote vondst aan het einde van de zoektocht is: lege handen.

De lege handen betekenen ook geen verleden, heden en toekomst als realiteit. Wat er over blijft is dat wat is: onbenoembaar, ondeelbaar.

Geen woorden, geen verhaal. Er worden nog wel eens verhaaltjes verteld, woorden gebruikt, maar die zijn net zo leeg als elke seconde die voorbijtrekt. Lege handen, niets vast te houden.

'Zijn' is de laatste gedachte, net zoals 'ik ben' de eerste sensatie van de persoon is. 'Zijn' is de ingrond van 'ik ben' tegelijkertijd zijn beiden één. Al het andere wat verschijnt is onlosmakelijk verbonden en één met 'zijn' én 'ik ben'. Kortom uiteindelijk is zowel het onveranderlijke en veranderlijke 'zijn'

Maar deze woorden geven geen uitdrukking aan het grote wonder, het mysterie. Daarvoor zijn ze te beperkt, te onwaar. Het mysterie ben je. Daar kan ik niets over zeggen. Het wonder ben je, daar kan ik niets over zeggen. Waarheid is in jou, daar kan ik niets over zeggen.

'Zijn' is alles wat ik kan zijn. Een continu lege ervaringloze toestand, waarin elke ervaring komt en gaat zonder een spoor achter te laten.

In elke komende en gaande ervaring uit zich een doodnormaal mens- zijn, universeel.

Hoe deze onveranderlijke onkenbare toestand te realiseren? 

De kenner kan het ongekende niet kennen, omdat het ongekende de kenner zelf is. Jij bent 'zijn' en om dat wat je bent te realiseren kan je hooguit dat wat je niet bent doorgronden. Paradoxaal is dat éénheid pas werkelijkheid wordt wanneer er eerst goed onderscheid gemaakt is tussen wat werkelijk is en niet. Door goed te kijken naar alles wat je ziet van voorbijgaande aard kan het gebeuren dat alle dingen en belevingen het absolute, het 'zijn' spiegelt. 
Het denken lijkt de boosdoener, de scheidende factor, maar ook het denken valt als object te zien en kan in werkelijkheid geen scheiding bewerkstelligen. Nadat realisatie een feit is, blijkt ook de niet-realisatie een illusie geweest te zijn en is realisatie eigenlijk dat wat is, zoals het altijd al was. Het is het wegvallen van de zoeker en weer in overgave met lege handen het leven in al zijn facetten te leven, zonder weerstand en zonder weerstand tegen de weerstand. Het is een diepe realisatie dat er niets en niemand is die werkelijk het leven beheersen kan. 
De Bhakti methode is er één van overgave, devotie voortkomend uit dit inzicht dat het leven niet een maakbare beheersbare toestand is en dus je laten vallen in het gebeuren zelf kan uiteindelijk ook tot realisatie leiden. Uiteindelijk komen de Bhakti en Jnani samen.
Je hoeft niets te doen om te 'zijn', toch lijkt er een traject te zijn die gelopen moet worden om tot inzicht te komen. Om volledige zekerheid te vinden in 'dat alles goed is en heel en volmaakte liefde' Dit traject is opzicht al liefde, omdat er bij de zoeker een intuïtief besef is dat liefde het enige motief is in alles wat is. In zekere zin heeft de zoeker al geproefd van het beminde en weet de echte zoeker wat hij zoekt. Dat zal hij ook vinden.