23 jan 2013

ZIJN geen weg heen, geen weg terug


Plotseling zag ik de bloesem aan de amandelboom. Gelijk werden mijn ogen geleid naar de zon die de transparante witte blaadjes deed oplichten. De groene bergen omringde als vanzelfsprekend het geheel. Vaag werd ook die omgeving waargenomen. Er was niets dat deze beweging aanstuurde. Het gebeurde gewoon.”

Dit gaat over de meest vanzelfsprekende toestand. De hele dag gebeuren er dingen. Worden we heen en weer gebracht van de ene indruk naar de andere. Vele prikkels volgen elkaar op. Geluiden, beelden, geuren. Bijna alle waarnemingen zijn herkenningen, of veilige bakens. Direct bij het waarnemen weten we wat we waarnemen en kunnen we het benoemen. Er gaat geen amandelbloesem voorbij of het woord wordt eraan gekoppeld. Dit alles is volstrekt vanzelf waar te nemen, gaat als vanzelf en er is niets tegen in te brengen. Wanneer we geconfronteerd worden met een nare ervaring is er meteen de innerlijke weerstand die een uitweg zoekt om bij die nare ervaring weg te komen. Ook hier is niks tegen in te brengen.

Wat ik probeer duidelijk te maken is tegelijkertijd een groot taboe, want eigenlijk zeg ik dat er niets tegen in te brengen is tegen dat wat is. Dus acceptatie van wat is, is dus ook de acceptatie van de 'niet' acceptatie.

Dit gaat niet over een ander mens worden. Geen milder mens, geen liefdevoller mens niets van dat alles. Ook al is elk moment die beleefd wordt een geboren worden en een onmiddellijk sterven. Ook al heeft geen enkele verschijningsvorm realiteitswaarde in die zin dat het niet blijvend is, niet vast te houden is en in die zin vluchtig en als geheel zelfs niet begrepen kan worden. Soms wordt dit Maya genoemd of illusie. En hoe waar de illusie ook beleefd wordt, de echte waarheid schuilt erachter, er middenin, eromheen, erdoor zelfs als nergens ontbrekend. Toch hoeft de illusie niet afgebroken te worden en kan zelfs niet afgebroken worden. Er is niemand die de illusie van het bestaan kan doorzien, laat staan doorprikken. Er is niets te begrijpen. De illusie wordt alleen zichtbaar als 'zijn' ziende is. Dat is niet zoals velen denken via de zintuigen. Ziende 'zijn' gaat onafhankelijk van de zintuigen, maar als ziende 'zijn' gaande is raken de zintuigen verscherpt in hun aandacht, de zintuigen worden op zichzelf opnieuw waargenomen door het 'zijn' zelf.

Zijn is, maar de wereld wordt bedacht in ons hoofd. Niet door mij of door jou. Het gebeurd gewoon. Onvermijdelijk. Zelfs onze identiteit, het “ik gevoel” wordt bedacht in ons hoofd, als een alledaags verschijnsel, net als de kromme wilg in de uiterwaarden, of als een sneeuw-omwoelende merel in de tuin. Als er al een idee opkomt ook maar iets tegen dat ik te kunnen doen, dan is dat idee hetzelfde ik. Het denken is denkende, de lever is aan het filteren en het hart is kloppende. En de wolken aan de hemel, de velden, de bomen en alle mensen op de straat ontlenen hun bestaan dankzij jouw gezichtsveld. Jij ziet de wereld, natuurlijk dankzij je tijdelijke zintuiglijke waarneming. Een waarneming waar niemand verantwoordelijk voor is, waar niemand is en dat wat wel is; 'zijn' is onbewoond, leeg, zonder enige kwalificatie, eigenlijk valt daar niets over te zeggen. En al wat in 'zijn' verschijnt is natuurlijk even onbewoond, al laat de illusie anders doen geloven, maar dat geloven is ook gewoon een verschijnsel in 'zijn', maar dat het illusie is wil niet zeggen dat die afgebroken moet worden. De interpretatie dat iets illusie is is een evengrote illusie. Er kan en hoeft dus niets gedaan te worden.

Mijn hand roert een lepeltje door de koffie. Er drukt zich een pijn uit in mijn voorhoofd. De vogels vechten om het brood. De wind is gaan liggen en vrieskou doet de sneeuw bevriezen. Wat is deze droom toch onmetelijk mooi. Er groeit onrust in mijn lijf. Er moet gitaar gespeeld worden, maar de gitaar is ontstemd door de droogte. Vals klinken de tonen, nog dissonanter jankt de gitaar als gitaren doen tijdens de flamenco.

'zijn' heeft geen beter of gezonder mens van mij gemaakt. Mededogen is dat 'zijn' ziende is. Alles wat ik in tijdelijkheid ben wordt gezien, niets daarin wordt ontzien. In 'zijn' is alles al volmaakt en voor alles ruimte. Ruimte voor acceptatie en weerstand, overgave en strijd. Kijk maar naar de vogels. Ze zijn zo'n goed voorbeeld van hoe het werkt. Ze vliegen in de lucht, als zijnde de leegte, fladderen om elkaar heen, bouwen nesten, trekken door en komen terug in een eindeloosheid van ruimte, van beschikbaarheid. Als een vogeltje sterft dan lost die vanzelf op in de aarde, terwijl de lucht als leegte én beschikbaarheid blijft en nog mooier, er blijven vogeltjes fladderen om elkaar heen als een kosmische dans.

Mooi he, alles.

Ter nagedachtenis: citaat van dr. Douwe Tiemersma

Het gaat om een werkelijk loskomen van de centrumgerichte ik-spanning. Je zijnssfeer komt dan open. Er is een openkomen van grenzen waardoor er geen scheiding meer is tussen jezelf en dat wat er gebeurt. Dan aanvaard je dat het gaat zoals het gaat. Het is zoals het is. Natuurlijk kunnen er nog vervelende gevoelens zijn, maar je zit er niet meer zo in vast. Dan neem je de pijn als een onderdeel van het leven, zoals in de natuur. Dat is werkelijk de enige oplossing”