“Plotseling
zag ik de bloesem aan de amandelboom. Gelijk werden mijn ogen geleid
naar de zon die de transparante witte blaadjes deed oplichten. De
groene bergen omringde als vanzelfsprekend het geheel. Vaag werd ook
die omgeving waargenomen. Er was niets dat deze beweging aanstuurde.
Het gebeurde gewoon.”
Dit
gaat over de meest vanzelfsprekende toestand. De hele dag gebeuren er
dingen. Worden we heen en weer gebracht van de ene indruk naar de
andere. Vele prikkels volgen elkaar op. Geluiden, beelden, geuren.
Bijna alle waarnemingen zijn herkenningen, of veilige bakens. Direct
bij het waarnemen weten we wat we waarnemen en kunnen we het
benoemen. Er gaat geen amandelbloesem voorbij of het woord wordt
eraan gekoppeld. Dit alles is volstrekt vanzelf waar te nemen, gaat
als vanzelf en er is niets tegen in te brengen. Wanneer we
geconfronteerd worden met een nare ervaring is er meteen de
innerlijke weerstand die een uitweg zoekt om bij die nare ervaring
weg te komen. Ook hier is niks tegen in te brengen.
Wat ik
probeer duidelijk te maken is tegelijkertijd een groot taboe, want
eigenlijk zeg ik dat er niets tegen in te brengen is tegen dat wat
is. Dus acceptatie van wat is, is dus ook de acceptatie van de 'niet' acceptatie.
Dit
gaat niet over een ander mens worden. Geen milder mens, geen
liefdevoller mens niets van dat alles. Ook al is elk moment die
beleefd wordt een geboren worden en een onmiddellijk sterven. Ook al
heeft geen enkele verschijningsvorm realiteitswaarde in die zin dat
het niet blijvend is, niet vast te houden is en in die zin vluchtig
en als geheel zelfs niet begrepen kan worden. Soms wordt dit Maya
genoemd of illusie. En hoe waar de illusie ook beleefd wordt, de
echte waarheid schuilt erachter, er middenin, eromheen, erdoor zelfs
als nergens ontbrekend. Toch hoeft de illusie niet afgebroken te
worden en kan zelfs niet afgebroken worden. Er is niemand die de
illusie van het bestaan kan doorzien, laat staan doorprikken. Er is
niets te begrijpen. De illusie wordt alleen zichtbaar als 'zijn'
ziende is. Dat is niet zoals velen denken via de zintuigen. Ziende
'zijn' gaat onafhankelijk van de zintuigen, maar als ziende 'zijn'
gaande is raken de zintuigen verscherpt in hun aandacht, de zintuigen
worden op zichzelf opnieuw waargenomen door het 'zijn' zelf.
Zijn
is, maar de wereld wordt bedacht in ons hoofd. Niet door mij of door
jou. Het gebeurd gewoon. Onvermijdelijk. Zelfs onze identiteit, het
“ik gevoel” wordt bedacht in ons hoofd, als een alledaags
verschijnsel, net als de kromme wilg in de uiterwaarden, of als een
sneeuw-omwoelende merel in de tuin. Als er al een idee opkomt ook
maar iets tegen dat ik te kunnen doen, dan is dat idee hetzelfde ik.
Het denken is denkende, de lever is aan het filteren en het hart is
kloppende. En de wolken aan de hemel, de velden, de bomen en alle
mensen op de straat ontlenen hun bestaan dankzij jouw gezichtsveld.
Jij ziet de wereld, natuurlijk dankzij je tijdelijke zintuiglijke
waarneming. Een waarneming waar niemand verantwoordelijk voor is,
waar niemand is en dat wat wel is; 'zijn' is onbewoond, leeg, zonder
enige kwalificatie, eigenlijk valt daar niets over te zeggen. En al
wat in 'zijn' verschijnt is natuurlijk even onbewoond, al laat de
illusie anders doen geloven, maar dat geloven is ook gewoon een
verschijnsel in 'zijn', maar dat het illusie is wil niet zeggen dat
die afgebroken moet worden. De interpretatie dat iets illusie is is
een evengrote illusie. Er kan en hoeft dus niets gedaan te worden.
Mijn
hand roert een lepeltje door de koffie. Er drukt zich een pijn uit in
mijn voorhoofd. De vogels vechten om het brood. De wind is gaan
liggen en vrieskou doet de sneeuw bevriezen. Wat is deze droom toch
onmetelijk mooi. Er groeit onrust in mijn lijf. Er moet gitaar
gespeeld worden, maar de gitaar is ontstemd door de droogte. Vals
klinken de tonen, nog dissonanter jankt de gitaar als gitaren doen
tijdens de flamenco.
'zijn'
heeft geen beter of gezonder mens van mij gemaakt. Mededogen is dat
'zijn' ziende is. Alles wat ik in tijdelijkheid ben wordt gezien,
niets daarin wordt ontzien. In 'zijn' is alles al volmaakt en voor
alles ruimte. Ruimte voor acceptatie en weerstand, overgave en
strijd. Kijk maar naar de vogels. Ze zijn zo'n goed voorbeeld van hoe
het werkt. Ze vliegen in de lucht, als zijnde de leegte, fladderen om
elkaar heen, bouwen nesten, trekken door en komen terug in een
eindeloosheid van ruimte, van beschikbaarheid. Als een vogeltje
sterft dan lost die vanzelf op in de aarde, terwijl de lucht als
leegte én beschikbaarheid blijft en nog mooier, er blijven vogeltjes
fladderen om elkaar heen als een kosmische dans.
Mooi
he, alles.
Ter
nagedachtenis: citaat van dr. Douwe Tiemersma
“Het
gaat om een werkelijk loskomen van de centrumgerichte ik-spanning. Je
zijnssfeer komt dan open. Er is een openkomen van grenzen waardoor er
geen scheiding meer is tussen jezelf en dat wat er gebeurt. Dan
aanvaard je dat het gaat zoals het gaat. Het is zoals het is.
Natuurlijk kunnen er nog vervelende gevoelens zijn, maar je zit er
niet meer zo in vast. Dan neem je de pijn als een onderdeel van het
leven, zoals in de natuur. Dat is werkelijk de enige oplossing”